24 mei 2017

Wat te doen, voor rood-groen?

Onze planeet staat op het spel. De politiek kan niet alleen het tij ten goede keren, maar ze heeft wel een duidelijke opdracht. Zich breed maken, niet gokken op de goede wil van sommige ondernemers of de bereidheid van bewuste burgers, maar sturen op betere wetten en betere regels. Waarom en hoe, daarover schrijven rood-groene politiek onderzoekers, ondernemers en strategen, van jong tot oud, maar allemaal ervaren en geëngageerd in het boek ‘Rood-groene politiek voor de 21e eeuw, Duurzame waarden voor de sociaal-democratie’. Op 13 april heeft de Wiardi Beckman Stichting dit belangrijke boek gepubliceerd. Natuurlijk moet iedereen met een hart voor duurzaamheid dit boek lezen, maar mocht je daar geen tijd voor hebben lees dan in ieder geval de onderstaande samenvattende bijlage.

 

  1. De noodzaak van duurzaamheid is universeel, niet sociaal-democratisch. Typisch sociaal-democratisch is de optimistische uitwerking, die draait om het inbedden van de markteconomie in bestuurlijke kaders, sociaal beleid en internationale verdragen. De overheid is hierbij geen technisch voorzitter van overleg en planvorming, maar richtinggevend en kaderstellend. Waar het kan, sturen we gedrag en waar het moet stellen we kaders. ‘Doorpolderen’ volstaat niet wanneer het water sneller stijgt dan de molens kunnen draaien.
  2. Duurzaamheid is een zaak van de maatschappij, niet van een voorhoede of elite. Natuurlijk én menselijk kapitaal zijn onmisbare hulpbronnen in de strijd tegen armoede en voor welvaart, welzijn en vrijheid. Naast het sturen van de markt gaat het dus ook om het integreren van duurzaamheid in het onderwijs, om het stimuleren van lokale burgerinitiatieven, en het betrekken van maatschappelijke organisaties via partnerschappen. Zowel uitbanning van de armoede, in Nederland en wereldwijd, als het verduurzamen van de ontwikkeling vragen om kleinere inkomens- en vermogensverschillen.
  3. Rechtvaardige, inclusieve transities zijn de kern van het programma: Transities naar een circulaire economie waarin alle producten opnieuw gebruikt worden, maar ook naar hernieuwbare hulpbronnen, naar omgevingsbewustzijn ten aanzien van landbouw en natuur, naar verantwoordelijkheid tussen generaties, naar een andere waardering van economische activiteiten door alle deelnemers aan de samenleving, zonder afwenteling van onze problemen naar minder welvarende plaatsen op aarde. Om innovatie mogelijk te maken is daarbij soms tijdelijke ongelijkheid onvermijdelijk. Maar zonder meer doorgaan met de huidige manier van economische groei leidt tot meer strijd en minder welzijn en welvaart. Uiteindelijk beperkt dit de vrijheid van ons allemaal, en van toekomstige generaties.
  4. Praktische uitwerking betekent onder meer:
  5. Het uitbreiden van de natuur- en milieubeschermingstaak van de overheid (Art. 21, Grondwet) met het recht op een goed milieu.
  6. Op zo kort mogelijke termijn een verbod op (de invoer van) alle niet biologisch afbreekbare plastics en een verbod auto’s met een verbrandingsmotor.
  7. Het instellen van een Ombudsman voor toekomstige generaties.
  8. Minder ongelijkheid in de kosten van energierekeningen en duurzaam en gezond voedsel. Alsmaar oplopende energierekeningen met vrijstellingen voor zonne-energie en de elektrische auto vergroten de kloof arm-rijk onnodig, net als het verschil in prijs van eerlijk eten.
  9. Meer werk in technische sectoren, zodat er meer kansen komen voor mboers in de installatie van duurzame energie (windturbines, zonnepanelen, zonneboilers), energiebesparingsmaatregelen en materiaalbesparing.
  10. Aandacht voor duurzaamheid in alle opleidingen, van vmbo tot mbo en academisch onderwijs.
  11. Het is tijd voor één Ministerie voor de Leefomgeving, op gelijke hoogte met dat van Economische Zaken en Sociale Zaken. Dat wijdt zich in ieder geval aan:
  12. Het sturen op circulaire productie, door onder meer beprijzing van milieuschade en hulpbronnenuitputting, een vergroend belastingstelsel, heffingen op ruimtebeslag en grondstoffenverbruik. Ook beprijzing van CO2-emissies blijft belangrijk. Het doel is een CO2-loze industrie in 2050, die dus ook niet importeert.
  13. Een duurzame voedselpolitiek en een groener landbouwbeleid met meer ruimte voor biologische landbouwsystemen, met gezond en genoeg voedsel voor uiteindelijk iedereen.
  14. Regie over de verbindingszones en de kerngebieden van de Nederlandse

natuur.

  1. Een verkeer- en vervoerssector met minder auto’s en emissievrije auto’s, meer aantrekkelijk openbaar vervoer, meer ruimte voor de fiets.
  2. Nederland geeft weer het goede voorbeeld in de internationale politiek, door
  3. Permanent te pleiten voor het mondiaal sluiten van alle kolencentrales.
  4. Mensenrechten bij het winnen van mineralen en andere grondstoffen doorslaggevend te maken bij investeringsbeslissingen, zowel bij import als doorvoer.
  5. Realisatie van de norm van 0,7% ontwikkelingshulp voor armoedebestrijding.
  6. Het voortouw te nemen bij het herijken van de mandaten van Wereldbank, IMF en WTO op evenwichtige, rechtvaardige en duurzame bewegingen van kapitaal, met faire en transparante belastingregimes en het sluiten van de ontduikingsmogelijkheden voor internationaal kapitaal.

Dit is de samenvattende bijlage uit: Rood-groene politiek voor de 21e eeuw, Duurzame waarden voor de sociaal-democratie, Redactie: Heleen de Coninck, Menno Hurenkamp, Lieke Melsen & Hans Opschoor

Het boek kan voor €22,50 besteld worden door een e-mail te sturen naar [email protected]