Op donderdag 1 april 2021 organiseerde de PvdA Duurzaam samen met het Milieunetwerk GroenLinks een webinar over wind en zon en de regionale energiestrategie.
Klik op de video om het webinar terug te kijken of scroll door voor een samenvatting van wat er allemaal is besproken!
Het webinar
Agenda:
- Wat gebeurt er momenteel rond wind en zon in de RES’sen?
- Waar lopen lokale politici tegenaan? Wat doen ze ermee?
- Het geluid van goede voorbeelden.
- Hoe nu verder?
Dit webinar was georganiseerd om de stand van zaken en perspectieven te bespreken van het ontwikkelen en uitvoeren van de 30 Regionale Energie Strategieën (RES’sen) waarmee gemeenten en provincies hun bijdragen aan de uitvoering van het Klimaatakkoord leveren. De timing hield verband met het feit dat op 1 juli alle RES’sen vastgesteld moeten zijn (versie 1.0), en dus de komende maanden gemeenteraden en Staten zich over de RES van hun regio moeten buigen. Hoewel de RES’sen ook een bijdrage moeten leveren aan de warmtetransitie, was de focus van het debat op de problematiek rond het kiezen van locaties voor windmolens en zonneparken.
Monique Sweep, directeur van de energiecoöperatie Deltawind, stelde als gespreksleider vragen aan een aantal wethouders en gedeputeerden van GroenLinks, PvdA en ook ChristenUnie, alsmede aan mensen actief in energie coöperaties en de Natuur en Milieufederaties.
1. De voor- en nadelen van de decentrale RES aanpak
Iedereen was het erover eens dat het goed was dat in het Klimaatakkoord voor de plaatsing van windmolens en zonneparken een decentrale aanpak was gekozen. Beter in elk geval dan het eerdere Energieakkoord (2013) dat een top-down benadering volgende. Wel is vanuit het rijk een kaderstelling en ondersteuning noodzakelijk.
De decentrale aanpak heeft zowel de gemeenten als lokaal initiatief van burgers gestimuleerd, met goede resultaten. Ook blijkt het op deze manier mogelijk om diverse claims op de ruimte te combineren of met elkaar in overeenstemming te brengen (“koppelen”), inclusief natuurbehoud en -ontwikkeling.
Nienke Homan (Gedeputeerde Groningen) vertelde dat de verantwoordelijkheid die Groningen gekregen heeft in het RES-proces ertoe geleid heeft dat “we nu eindelijk dat goede gesprek hebben!”. We willen het goede voorbeeld geven: we willen van het gas af, dan moeten we grote stappen maken met zon en wind. Onderzoek wijst uit dat in onze provincie een grote meerderheid van de bevolking klimaatbewust is, en een meerderheid ook voor windmolens is. Dan moet je als overheid duidelijk zijn: we gaan het doen!
Echter: het gebrek aan duidelijke steun van landelijke politici en overheid maakt het moeilijker om de lokale bevolking te overtuigen van de noodzaak en verzet te pareren. Erger nog is dat, in tegenstelling tot klimaatadaptatie in het landschap, de energietransitie onderhevig is aan wisselende politieke steun. Joost Reus (wethouder Culemborg) ziet dat concreet in zijn gemeente. Daar wordt de houding tov. de RES negatiever en wordt er zelfs over kernenergie in de gemeenteraad gediscussieerd.
Jan van der Meer (Gedeputeerde Gelderland): “Het klimaatakkoord zou onaantastbaar moeten zijn”. Hij verwees naar Denemarken als goed voorbeeld van een land, al sinds 1973, er politieke consensus is ontstaan dat wind en zon moeten worden ontwikkeld, ook om minder afhankelijk te worden van buitenlandse olieleveranciers.
Annie van de Pas (netwerkdirecteur Natuur en Milieufederaties) voegde eraan toe dat sommige problemen boven de regio uitstijgen, zoals de bescherming van bedreigde vogelsoorten (wespendief), en dan moet de provinciale of landelijke overheid optreden. Zij vond dat er een soort OMT voor het klimaatakkoord moet komen, een team van experts dat de boodschap van de urgentie en de noodzaak van bepaalde maatregelen met gezag uitdragen.
Over de noodzaak om naast de dreiging van het klimaatprobleem zelf andere aspecten van de energietransitie (nieuwe werkgelegenheid, lokale inkomens) te benadrukken verschilden de meningen.
2. Is de rol van de gemeente wel duidelijk genoeg?
Jos Penninx (burgemeester Voorst) vond dat het belangrijkste is dat de opdracht aan de gemeenten helder is. Ook dat deze niet af te schuiven is aan anderen. Daar moet geen twijfel over bestaan. Paul Hofman (wethouder Bronckhorst) was het daar mee eens. In zijn gemeente is al besloten om geen windmolens te bouwen, en elk zonnepark is een moeilijk proces. Een heldere opdracht van bovenaf aan elke gemeente kan helpen omdat het dan niet meer afgeschoven kan worden. In elk geval heeft hij ervaren dat burgers bescherming en regels van de overheid verlangen, geen afwachtende houding.
3. De rol van de provincie
Huib van Essen (Gedeputeerde Utrecht) en Peter Kerris (Gedeputeerde Gelderland) vertelden over de omgevingsverordeningen die hun beider Staten onlangs aangenomen hebben. Huib gaf aan dat de Utrechtse verordening streeft naar combinatie van functies, bijvoorbeeld energieopwekking en verbetering van ecologische kwaliteit. Voorbeeld waren weidevogelgebied die er niet goed bij lagen. In zo’n officieel natuurgebied kan het goed zijn om een energieproject te combineren met natuurontwikkeling. Peter noemde in het Gelderse geval het stimuleren van experimenteerruimten om verschillende uitdagingen in te passen. Koppelkansen benutten dus.
4. Wat als gemeenten niet mee willen werken?
De provincie heeft de bevoegdheid om projecten boven een bepaalde omvang goed te keuren. In het RES-proces wordt die bevoegdheid gedelegeerd naar de gemeente, maar de provincie kan die weer terugnemen als het moet. Beperking is wel dat de provincie alleen naar de ruimtelijke aspecten kan kijken. Als die in orde zijn moet de vergunning verleend worden.
Extra complicatie is dat gemeenten het met elkaar eens moeten worden. Als er problemen zijn wordt in RES-verband van de provincie verwacht een “goed bestuurlijk gesprek” te organiseren. Maar het is niet helemaal duidelijk wat dat moet zijn.
5. Een concrete oproep voor landelijke ondersteuning.
Jan van der Meer lichtte een Gelderse oproep (hemzelf als gedeputeerde met de voorzitters van de zes Gelderse RES-regios) toe voor een landelijk windfonds. Dit fonds zou gemeenten moeten compenseren voor hun bereidheid om extra inspanningen te doen om windmolens op hun gebied te plaatsen. Het geld zou besteed moeten worden aan projecten om de levenskwaliteit in de gemeente te bevorderen. Op die manier zouden de discussies tussen gemeenten over “verevening”, het eerlijk verdelen van de lasten tussen de steden en de landelijke gemeenten kunnen worden voorkomen. Extra windmolens zou ook tot veel geldbesparing kunnen leiden doordat de verhouding wind-zon daarmee beter wordt en er minder investeringen nodig zijn in het elektriciteitsnet.
Annie van de Pas vroeg zich af of dit doorslaggevend zou zijn voor de acceptatie van windmolens. Het is zaak om die omwonende echt bij de besluitvorming en projecten te betrekken, niet alleen met informatie, maar ook aan de tekentafel.
6. Hoe omgaan met verzet?
Marieke van Doorninck (wethouder Amsterdam) vertelde in een video-interview over hoe zij met de ontstane onrust in Amsterdam rond de plannen voor windmolens omgaat. Voor haar is het verstrekken van goede informatie belangrijk, omdat desinformatie een rol speelt. En ook ervoor te zorgen dat iedereen die dat wil aan bod komt in de discussie. Tegelijkertijd moet je benadrukken dat iedereen moet mee kunnen praten, maar niet iedereen tevredengesteld kan worden. De transitie is echt noodzakelijk. Concreet gaat ze nu per zoekgebied expert-sessies organiseren, en vervolgens ruim de tijd nemen om met iedereen in de zoekgebieden te praten over wat en waar mogelijk is, welke participatietrajecten wenselijk zijn.
Onrust onder de burgers kan ook de houding van gemeenteraden negatief beïnvloeden. Jos Penninkx, burgermeester van Voorst, is daarom niet optimistisch dat de gemeenteraden in zijn RES-regio Cleantech hun bestuurders zullen volgen.
7. Hoe participatie en lokaal eigendom te bevorderen?
Het Klimaatakkoord streeft naar 50% lokaal eigendom van RES-projecten. Dat wordt ook gezien als een belangrijke manier om lokale steun te mobiliseren.
Paul Hofman zei ook dat het lastig om participatie te regelen als een gemeenteraad nog geen duidelijke positie heeft ingenomen over de vereisten en voorwaarden. Het proces is dus niet goed ontworpen. Hij vertelde dat het gemeentebestuur aan allianties met lokale partners werk. Dat gaat goed voor kleinere projecten, maar voor grotere projecten is het moeilijker, opposanten gaan desinformatie verspreiden en de overheid wordt ervan beschuldigd niet te luisteren.
Annie van de Pas verwees naar het recent door NMF Groningen uitgebrachte Methodeboek Lokaal Eigendom Groningen als hulpmiddel. Zij zag als probleem dat gemeenten te weinig kennis en geduld hebben om bewoners hierin te steunen. Ze vinden het makkelijker om met bedrijven te werken.
8. Succesverhalen over lokaal eigendom
Volkert Vintges was initiatiefnemer van het Windpark Nijmegen-Betuwe. Dit windpark omvat vier molens, waaronder momenteel ook een zonnepark ontstaat met 13.000 panelen. Het windpark is voor 95% eigendom van de leden van de energiecoöperatie Windpower Nijmegen, de overige 5% is van de provincie. Voor het zonnepark worden volgende maand de aandelen verkocht, aan de leden van de coöperatie.
Volkert vertelt hoe de coöperatie succes had aan de ene kant door steun van de gemeente Nijmegen, maar vooral ook door consequent met de omwonenden te praten en te werken, ze systematisch als eersten nieuwe informatie te verstrekken, en een ruim omgevingsfonds op te zetten dat lokale projecten steun naar keuze van de vier buurtschappen. Actie ondernemen om praktische klachten aan te pakken zoals slagschaduw en geluidshinder door de molens te regelen geeft veel vertrouwen. De windmolens ondervonden eerst veel weerstand, nu met het zonnepark was er nog één persoon over die naar de Raad van State stapte (tevergeefs).
Met geld uit het omgevingsfonds wordt nu zelfs een tweede zonnepark opgezet op initiatief van een van de buurtschappen.
Laetitia Ouillet, voorzitter van Windvogel, vertelde over het werk van een van de langst bestaande coöperaties in Nederland. Deze coöperatie opereert landelijk en heeft 3.500 leden. In enkele gevallen werken ze samen met een lokale coöperatie of helpen er een op te zetten. Na verloop van tijd trekt Windvogel zich terug om het project verder aan de lokale coöperatie over te laten. Op deze manier draagt een landelijke organisatie toch bij aan lokaal eigendom. Laetitia benadrukt net als Volkert hoe belangrijk het is om het makkelijk te maken voor omwonenden om in contact te treden, zoals over slagschaduw.
Alwin Mussche (wethouder Staphorst) vertelt hoe in zijn gemeente, na aanvankelijk verzet tegen de opdracht om 12 MW aan wind te realiseren, enkele lokale ondernemers besloten het zelf aan te willen pakken. De gemeente besloot toen tot een maatschappelijke tender, waarin lokale participatie en communicatie belangrijke voorwaarden werden. 100% coöperatie op z’n best, 60% op z’n minst. Van de vijf reacties werd uiteindelijk een lokale coöperatie de winnaar.
9. Maatschappelijke tender, wat is dat?
Gemeentes kunnen gebieden aanwijzen en het verder aan initiatief van coöperaties of bedrijven overlaten, maar ze kunnen ook de leiding nemen. En met een maatschappelijke tender ook voorwaarden stellen om lokaal eigendom te garanderen. Het Gelders Energieakkoord legt de laatste hand aan een handreiking voor maatschappelijk tenderen. In enkele gemeentes binnen en buiten Gelderland is deze reeds getest.
Thijs de la Court, een van de initiatiefnemers, wijst erop dat elk gebied z’n eigen beperkingen en mogelijkheden meebrengt, en dat het belangrijk is om het goed in het gemeentelijk beleid in te passen, met een goed proces, inclusief consultaties. Ook wensen mbt. natuurbeheer kunnen erin verwerkt worden.